
Ik hield je in één hand, sporen van scherpe tandjes, geperforeerde huid. Doezelend op schoot, tomeloze energie. Een zwiepende staart, oprechte blik, scherpte. Vrolijkheid, zachte vacht, kwetsbare huid. Je was er altijd. Niemand zag mij zoals jij, luisterend naar veerkrachtige snaren. Samen vingen we veel wind, gevlucht wanneer het niet meer veilig was … . Gracieus, pirouetterend, atletisch van rots tot rots. Samen zwommen wij in snelstromende riviertjes. Wat was jij mooi, zo lief, blij als we weer samen waren … soms sodemieters eigenwijs. De eerste noot uit mijn gitaar, je kroop zacht tegen mij aan. Muziek gaf ons rust, jij was mijn rust.
Zolang ik er ben, ben jij er ook … .

Daar waar je soms even wilt zijn, water van zich laat horen, de bomen even onbeweeglijk als de door sneeuw wit bevlekte bergen op de achtergrond. In toom gehouden door grillige rotsen … . Een constante stroom vult mijn gedachten.

Onderweg verlangend naar beweging. Ook als de zwaartekracht van het zijn, beperkend mijn vrijheid is, koester ik het slenteren door polders en langs rivieren. Ik aanschouw de ijver waarmee ruimte ontnomen wordt aan het landschap, kras onderwijl gezichten in mijn geheugen en verwen mijzelf met het idee … ik mag als mens spelen, creëeren en delen … .

De krachtige pose van een jonge god, al rennend schaduwen achterlatend op het glinsterende strand. Sporen in het zand … even tijdelijk als de momenten die wij met elkaar deelden. In hoog tempo raasde jij door het leven. Elke beweging was elegant. Ik onderwierp mijn waarneming aan de dynamiek waarmee jij vanzelfsprekend vooraf ingecalculeerde afstanden overwon. Herinneringen aan mijn held, mijn allerbeste vriend aan wie ik een mensenleven verschuldigd ben. De stilte waarin ik mij begeef ‘Solitude’ is mijn zijn, daar zijn, alleen met jou.

Door warmte gedroogde spiegelgladde mozaïek steentjes, de klamme lucht klevend aan mijn lijf. Een accordeonist vult de lege straten met tovernoten. Lissabon1974, Lissabon nú! Zij … mijn geliefde op stilleto’s in wankel evenwicht, vertelt mij over haar familie, de Anjer-revolutie … . Toen waren er geliefden, er zullen altijd geliefden zijn. Liefde is verzet, je gaat er fijn van blozen.

Ik wieg je over naar de nacht. Rust en ruimte aan jouw dromen. Je verlaat een werkelijkheid en toont jezelf aan sterren en planeten, rare vogels, en zij … die er ook niet zijn. Onderweg naar het ontwaken, zweef je over akkers en stromen, stijg je hoger dan bomen en scheer je terug in jouw bed.

Forensen beenden zich naar de trein, verplaatsten hun voeten op het perron waarop tentakels temperend glas tegen het licht hielden. Onaangeroerd verliet ik de metropool en bevond me tussen mensen wiens taal zangerig in mijn hoofd weerklonk Euforisch dat het gelukt was, verdwaalde ik in mijn gedachten.
Verlangend tuurde ik naar ‘zwarte’ bergen, flitste het op de voorgrond herfstige landschap aan mij voorbij.

Onderweg … links en rechts, voor en achter ons, besneeuwd landschap. Vooraf gewaarschuwd door haar-speld-bochten, onderweg naar de hemel. De veelkleurige lucht bewonderd zal weldra plaats maken voor diepe zwarte gaten. Vonkjes perforeren de oneindige nacht. Ik was daar, waar ik met een ander niet kon zijn. Ik liet achter, wat ik niet meer kon dragen. Ongrijpbare reflecties markeerden de route die ons veilig leek.

Wielen draaien, langzaam wordt het licht. Door water gedragen bereikte je de overkant. Rijdend over door hagen verborgen bochtige wegen. Eenzaam in je zijn, vanuit de cabine alles overziend. De regie over onvoorstelbare krachten, veilig op weg … niemand kon jou ontwrichten. Gepest door de schooldirecteur aangemoedigde klasgenootjes, was de basis gelegd voor levenslange onzekerheid. Uiteindelijk nam je afscheid van alles dat jou voortbewoog, dieselde je niet meer door het leven, kun je ons … en Emmelou Harris niet meer horen.

Weerspiegeld in het door jouw gerimpelde water, ontneem je de zon haar licht. Weldra verblind je onze ogen, verpletter je koude druppels in ons gezicht. Trommel je golven in het water, schuim je de vlakte af en blaas je weerbarstig impressionistische vormen in wankel evenwicht.

Ongewoon intens gelukkig zijn … veerkrachtig de gespeelde muziek, schaarse momenten … . Vooral in beweging om het leven mooi te maken. Soms leek het erop, dat jullie inspanningen vanzelfsprekend waren. Alsof alles inclusief was, bewogen jullie dienend het ideaal dat jullie voorstond. Het behoort mij toe, jullie dankbaar te zijn voor dat wat niet vanzelfsprekend was, een faire kans te geven.

Het meest besproken land. Verhalen zo waarachtig verteld, dat je erin gaat geloven. Na een laatste ‘Guinness’ zwalkend over een gitzwart pad. Op weg naar een door rotsblokken omgeven tent. In Ierse stemming gespeelde noten galmden ons na. De harde wind kromde takken, regen verkoelde onze gezichten. Onheilspellend kraakte de bomen alsof zij ieder moment konden breken. Zippende ritsen en koud geworden beentjes verstoorden de nacht. Sámen in aaneen geritste slaapzakken, de warmte van jouw zijn. Dichterbij jou … kon ik niet komen.

Een beschermde soort; dat was ook mijn lieve vriend Eric†. We hadden België ontdekt voordat er überhaupt Belgen woonden. Genoten van hun bier voordat het gebrouwen was en zelden dronken. Slapend onder bomen die speciaal voor ons dichterbij elkaar waren gaan staan. Nachtegalen genoten van onze avonden, de benzinebrander siste slangen weg.
Wij … wij waanden ons meestergitaristen. Brandende kelen, knetterend kachels vuur. Nummers … nooit gespeeld. Over óns podium spookten Paco, Jango, Jimi, Andres, Julian, Baden … later Jazz, en altijd tegen de wind in. Vaak onbegrepen, begrepen wij elkaar niet.
Je bent er soms even tussenuit. … Lola!

Vrijdags fietste onze mam – door weer en wind – naar de dorpsbibliotheek. Het verlangen ‘de werkelijkheid van een boek’ haar wereld te laten zijn spoedde haar voort. De dynamo loeide onderweg naar het – door zwaar kaft omvouwde boek – het voorwiel rond. Geen filosofisch gewicht dat in letters de pagina’s sierde. Enkel een betoverende inhoud waarvan de figuranten alleen in haar hoofd excisteerden. Eenmaal thuis… wind en koude doen vergeten, geen letter gelezen … nam onze mam afscheid van het leven.

Vanuit het raam de omlijste stad, daarboven dansende wolken, overzag ik het betonnen landschap.
Onbewogen in veelvormigheid, dienend aan zij die gedwee de geldende Corona-regels, achter glazen deuren verdwenen. Temporiserend in vooraf bepaalde richtingen kruisten mensen elkaars paden – ieder in zijn eigen dynamiek! De wind volgde onverstoorbaar de grilligheid van het betonnen landschap, niet verwaaid in patronen, koelend een leegte; een ruimte waarin de eenzame passant zich bijzonder waande.